Moeders wil is wet
Vijf kinderen zijn aanwezig bij het bespreken van de uitvaart van hun moeder.
Drie zonen en twee dochters.
Vader is er niet bij. Hij woont in een zorgcentrum.
Hij heeft Alzheimer.
De koffie wordt ingeschonken en ondertussen vertellen de kinderen over moeder en het verloop van haar ziekte.
De dochters willen graag helpen met de laatste verzorging van moeder.
Met z’n drietjes wassen wij haar, kleden haar aan en worden haar haren door de
dochters voor de laatste keer met de krultang mooi gemaakt.
De mannen kijken ondertussen in het boek met de met uitvaartkisten en het boek met de kaarten. Alles verloopt voorspoedig.
Totdat ik een toch erg belangrijke vraag stel:
“Wilde moeder begraven of gecremeerd worden”?
“Moeder wilde gecremeerd worden”, zegt dochter één.
“Echt niet, ze wilde begraven worden!”, zegt dochter twee met stemverheffing.
De emoties lopen op.
De broers houden (misschien wijselijk voor dat moment) hun mond.
Wat nu?
Daar zit ik dan tussen twee vuren.
Het is aan de kinderen om er met elkaar uit te komen en adviseer dit ook.
Ik besluit om afstand te nemen maar pas nadat ik de vraag heb gesteld:
“Wat zou jullie vader willen”?
Ik wil naar buiten gaan om de kinderen tijd en ruimte te geven maar ik word tegengehouden.
“Wat adviseer jij Sarah?
Vader heeft aangegeven dat hij begraven wil worden in het familiegraf waar hij
rechthebbende van is ”.
“Als jullie dit willen kan moeder gecremeerd worden en daarna begraven.
Haar urn kan begraven worden in een urnentuintje op de begraafplaats.
De urn kan ook door jullie bewaard blijven totdat vader wordt begraven.
Dan kan haar urn ook in het graf bij hem geplaatst worden”.
De rust is wedergekeerd.
We bepreken de uitvaart verder en een tweede bakkie koffie wordt ingeschonken.